Aanleiding
De Stichting Economic Board Duin- en Bollenstreek (EBDB) is opgericht met de ambitie om bovenlokale,
economische en maatschappelijke opgaven in de regio Duin- en Bollenstreek aan te jagen. Door de inzet op
samenwerking tussen overheid, onderwijs en ondernemers (de zogenaamde triple helix), kan de EBDB in
theorie een unieke positie innemen als strategisch verbinder en versneller. De complexe vraagstukken
waarvoor onze regio staat, zoals verduurzaming van de economie, arbeidsmarktkrapte, innovatie in de
maakindustrie en toekomstbestendige bollenteelt, vragen inderdaad om samenwerking die
gemeentegrenzen overstijgt.
Het is dan ook positief dat de EBDB deze rol serieus neemt en daar in 2024 werk van heeft gemaakt. Zo is er
een netwerk opgebouwd, zijn er projecten ondersteund en is gestart met het ontwikkelen van een monitoringskader onder begeleiding van Ecorys. Dit zijn belangrijke stappen richting transparantie en
professionalisering. De jaarlijkse rapportage toont daarnaast een brede inzet op de vijf inhoudelijke pijlers
die de EBDB zichzelf heeft gesteld.
Tegelijkertijd roept diezelfde jaarrapportage 2024 bij onze fractie serieuze vragen op over de mate waarin deEBDB in de praktijk werkelijk haar beoogde strategische rol waarmaakt. In meerdere gevallen blijkt dat de
projecten waarop EBDB zich profileert, oorspronkelijk afkomstig zijn van andere regionale partijen, zoals de
Greenport of onderwijsorganisaties. Deze initiatieven hadden veelal ook zonder tussenkomst van de EBDB
tot stand kunnen komen. De toegevoegde waarde die EBDB belooft, het creëren van ‘cross-overs’ tussen
sectoren, het verbinden van netwerken, het aanjagen van innovatie, blijft in de rapportage grotendeels
impliciet en wordt zelden concreet onderbouwd. Juist dat strategische onderscheidend vermogen zou de
kern van het bestaansrecht van de EBDB moeten zijn.
Daarnaast valt op dat de rapportage met name gericht is op wat er in beweging is gezet, en nauwelijks stil
staat bij wat is gestagneerd of niet van de grond is gekomen. Op inhoudelijke speerpunten zoals
campusvorming, digitalisering, toerisme en internationale samenwerking lijkt in 2024 weinig of geen
voortgang te zijn geboekt, maar hierover ontbreekt een eerlijke reflectie. Ook het monitoringskader van
Ecorys bevat nog geen meetbare outcome-indicatoren; het taalgebruik blijft vaag en procesgericht (“er
wordt gekeken naar…”), zonder toetsbare conclusies.
Als gemeenteraad vinden wij het belangrijk dat publieke middelen effectief en doelgericht worden ingezet,
dat de rolverdeling tussen gemeente en externe partners helder is, en dat er open, toetsbaar en evenwichtig wordt gerapporteerd, inclusief over wat niet lukt. Alleen dan kunnen we de werking van organisaties als de
EBDB zuiver beoordelen. Om die reden stellen wij u de volgende vragen.
1. Hoe beoordeelt het college de mate waarin de EBDB in 2024 daadwerkelijk heeft bijgedragen aan
samenwerking of innovatie die zonder de EBDB niet van de grond zou zijn gekomen? Kunt u daarbij
specifieke projecten noemen waarin deze toegevoegde waarde overtuigend zichtbaar was?
2. De EBDB noemt het stimuleren van cross-overs tussen sectoren als kerndoel, maar deze zijn in de
rapportage nauwelijks concreet terug te vinden.
Deelt het college de indruk dat de intersectorale verbindingen in 2024 beperkt zijn gebleven? En
welke rol ziet het college voor EBDB om hierin scherper te sturen of te rapporteren?
3. De EBDB geeft aan regelmatig inhoudelijk te moeten bijsturen op projectaanvragen die onvoldoendezijn uitgewerkt.
Hoe verhoudt deze werkwijze zich tot de eerder uitgesproken wens van de gemeenteraad dat de
EBDB géén uitvoerende taken op zich neemt? Worden er regionaal of lokaal grenzen gesteld aan de
rol die EBDB hierbij mag vervullen?
4. Op thema’s als campusvorming is in 2024 geen voortgang geboekt, terwijl dit in de rapportage niet
wordt benoemd.
Is het college van mening dat de rapportage hiermee een evenwichtig en realistisch beeld geeft van
de prestaties? En hoe wordt geborgd dat ook vertragingen, mislukkingen of keuzes tot stilstand
eerlijk worden gedeeld met raden en opdrachtgevers?
5. De monitoringsrapportage van Ecorys bevat een opzet voor input- en outputmeting, maar ontbreekt nog op outcome-niveau.
Vindt het college dit voldoende om het maatschappelijk effect van de EBDB te beoordelen? Welke
aanscherpingen acht het college nodig om de toegevoegde waarde objectiever te kunnen volgen?
6. Naast campusvorming zijn er ook andere thema’s genoemd in de rapportage waarover weinig tot
geen voortgang of resultaat zichtbaar is, zoals:
• het stimuleren van gezond toerisme;
• digitalisering en smart industry
• internationale samenwerking;
• het concreet maken van maatschappelijke impact.
Herkenning bij het college deze stilstand op genoemde thema’s? En hoe wordt beoordeeld of de
EBDB haar inhoudelijke opdracht wel voldoende breed en doeltreffend invult?
7. Als blijkt dat de rol van de EBDB in de praktijk onvoldoende onderscheidend is, of te veel overlapt
met bestaande structuren of ambtelijke taken, is het college dan bereid dit samen met andere
gemeenten te heroverwegen?