Nog even... jouw stem telt!

0d 0h 0m 0s

Blog

De laatste ontwikkelingen rond HELDER

HELDER Blog: Wie beslist er over een AZC in Noordwijk?

Wie beslist er over een AZC in Noordwijk?

Er wordt veel gesproken over de komst van een AZC in Noordwijk. Begrijpelijk, want het roept vragen op over leefbaarheid, veiligheid, verkeer en druk op voorzieningen. Maar het roept ook iets anders op: wie beslist hier eigenlijk over?

De afgelopen weken hoorden we van veel inwoners dezelfde vragen: "Gaat de raad hierover?", "Kunnen wij daar nog iets van vinden?" En vooral: "Wat betekent dit straks voor mijn buurt?". Tijd dus voor duidelijkheid.

Sinds de invoering van de Omgevingswet ligt de beslissing over tijdelijke woonvormen, zoals een AZC onder valt,, bij het college van burgemeester en wethouders. Niet bij de raad. Het college bepaalt de locatie en verleent de vergunning. Wel moet het college de raad om advies vragen, als het gaat om gevoelige zaken zoals tijdelijke bewoning in het buitengebied. Dat advies is juridisch niet bindend, maar politiek wél van belang.

En laat dat nou precies zijn waar HELDER voor staat: politiek die doet wat ertoe doet. Transparant, betrokken, met oog voor wat leeft. En dus zeggen wij: betrek inwoners actief, luister naar zorgen én ideeën en wees helder over wat wel en niet kan.

Want nee, de raad beslist niet over of er asielzoekers komen. Maar ja, de raad kan wél adviseren over waar, hoe en onder welke voorwaarden. En dat advies moet niet uit de lucht komen vallen. Dat moet je ophalen in de samenleving.

Daarom pleiten wij voor een openbare inspraakavond. Niet als verplicht nummer, maar als serieus moment waarop iedereen gehoord wordt. Van zorgen over veiligheid tot suggesties voor inpassing: het moet op tafel komen voordat er besluiten vallen.

En dat is niet het enige. HELDER wil dat tijdelijke woningen iets blijvends bijdragen aan de gemeenschap. Dus als er straks units worden neergezet, moeten die na vijf jaar beschikbaar komen voor Noordwijkse woningzoekenden. Voor jongeren. Voor spoedzoekers. Voor mensen die nu tussen wal en schip vallen.

We horen ook: “De overheid drukt dit door.” Maar laten we helder zijn: het college heeft de bevoegdheid, en daarmee ook de verantwoordelijkheid. Wegduiken achter ‘we moeten wel’ is geen optie. Bestuur vraagt om lef. En om rekenschap.

HELDER staat voor duidelijke keuzes, maar nooit zonder draagvlak. Voor ruimte voor mensen, maar ook voor hun zorgen. En voor politiek die niet over de hoofden van inwoners heen regeert, maar mét hen.

Dus aan het college zeggen we: neem je verantwoordelijkheid. En aan de inwoners: laten we in gesprek gaan en blijven. Dit is ons Noordwijk. Alleen samen zorgen we dat het leefbaar blijft, nu én in de toekomst.

Oproep bijeenkomst en open gesprekken m.b.t. COA-locatie achterweg

Aan het college van B&W van gemeente Noordwijk

cc. de gemeenteraad van de gemeente Noordwijk

Noordwijk, 25 Augustus 2025

Onderwerp: Oproep bijeenkomst en open gesprekken m.b.t. COA-locatie achterweg

Geacht college van B&W van gemeente Noordwijk,

De mogelijke aanwijzing van een COA-locatie aan de Achterweg in Noordwijk heeft binnen onze gemeenschap geleid tot maatschappelijke onrust en zorgen onder inwoners. HELDER vindt het belangrijk dat deze zorgen niet oplopen en dat inwoners van onze gemeente actief en tijdig de kans krijgen hun vragen te stellen, zorgen te uiten en ideeën te delen.

Daarom roepen wij het college op om op korte termijn een openbare en informele inwonersbijeenkomst te organiseren, waarbij inwoners rechtstreeks met partijen in gesprek kunnen gaan. Het gaat nadrukkelijk niet om een commissievergadering, maar om een laagdrempelige bijeenkomst waarin inwoners centraal staan.

Wij vinden het belangrijk dat deze bijeenkomst:

● Uitsluitend bedoeld is voor inwoners van Gemeente Noordwijk. Het gaat immers om de toekomst en leefomgeving van onze inwoners.

● Begeleid wordt door een onafhankelijke moderator, om te waarborgen dat het gesprek open, eerlijk en zonder politieke beïnvloeding kan plaatsvinden. De moderator draagt zorg voor het ordelijk verloop van de avond en zal de omgangsvormen horende bij een informatieavond bewaken.

● Het is nadrukkelijk geen commissieavond waar het regalement van orde beperkingen geeft aan bv spreektijd. Het is van belang dat inwoners tijdens de avond geen hinder hoeven te ondervinden aan een gelimiteerde spreektijd.

● Het gemeentekantoor in Noordwijkerhout is minder geschikt als locatie voor deze bijeenkomst, omdat het te klein en onoverzichtelijk is voor een avond van dit formaat. Op deze manier wordt niet alleen recht gedaan aan de betrokkenheid van onze inwoners, maar wordt ook bijgedragen aan transparantie en vertrouwen in de besluitvorming.

Wij verzoeken u om dit voorstel in overweging te nemen en op korte termijn duidelijkheid te geven over de wijze waarop u dit gaat invullen.

Met vriendelijke groet,

Fractie HELDER Noordwijk

Schriftelijke vragen: Verkoop gronden t.b.v. sociale woningbouw aan maatschappelijkeinitiatieven

Aanleiding  
 
Recent hebben wij de woonlocatie Tulpenborgh bezocht te Noordwijk en een gesprek gehad met bestuursleden van stichting Tulpenborgh.  
Tulpenborgh is een wooninitiatief, opgezet door ouders. Op de locatie aan de van de Mortelstraat te Noordwijk, wonen 8 jong volwassenen met een verstandelijke beperking en een vorm van ASS (aan autisme verwante contactstoornis). Zij wonen op de begane grond in individuele appartementen en maken gebruik van 1 gezamenlijke ruimte. 
 
De verkoop van deze locatie vond plaats onder de voorwaarde dat er op de begane grond 8 appartementen zouden worden gerealiseerd voor de jongeren met een verstandelijke beperking en een vorm ASS én dat de huur onder de maximale sociale huurgrens zou blijven. 
 
Alle 8 jongvolwassen ontvangen een Wajong uitkering. Zij vallen onder de WLZ en hebben een indicatie variërend van VG3 tot VG6. De zorg wordt ingekocht en betaalt vanuit het PGB van de bewoners. De verhuurder heeft in de huurovereenkomst de maximale sociale huurgrens opgenomen. Daarbuiten moeten deze huurders een huurbedrag voor het gebruik van de gezamenlijke ruimte afdragen. De huurlast van de gezamenlijke ruimte zit dus niet verdisconteerd in de huurprijs. Het gebruik van de inpandige fietsenstalling is wel inbegrepen in de huursom.  
 
De grond werd, onzes inziens, tegen een gunstige kostprijs aan de bouwonderneming gegund vanuit het oogpunt dat er sociaal maatschappelijk gebouwd zou worden voor een specifieke doelgroep. 
 
De jongvolwassenen maken gebruik van de bovengenoemde gezamenlijke ruimte in de vorm van een huiskamer om de interne sociale contacten te versterken, zodat zij leren om zich socialer en krachtiger te kunnen opstellen. In de meeste gevallen wordt het gebruik van een dergelijke ruimte opgenomen in de huursom. Deze kosten worden heden gedragen door de ouders, omdat de jongvolwassenen niet voldoende draagkrachtig zijn. Zonder de financiële inbreng van de ouders, kunnen de jongvolwassen niet aan de huursom voldoen. Daar de functie van de gezamenlijke huiskamer belangrijk is voor de sociale ontwikkeling van deze jongeren hebben de ouders daarom noodgedwongen ingestemd met de voorwaarden van kosten gebruik huiskamer.  
 
Lijst Salman Noordwijk en HELDER maken zich zorgen om de geschetste situatie en stellen daarom schriftelijke vragen om tot meer (in)zicht op het proces te komen. Zodoende kan er worden beoordeeld of een dergelijke situatie in de toekomst kan worden voorkomen en de kansengelijkheid beter onvoorwaardelijk kan worden geborgd.  
 
 
Vragen 
1. Kan het college bevestigen dat bij de verkoop van de locatie aan de Van de Mortelstraat de voorwaarde is gesteld dat er 8 appartementen voor jongvolwassenen met een verstandelijke beperking en een vorm van ASS zouden worden gerealiseerd, binnen de maximale sociale huurgrens? 


2. Is het college op de hoogte van de huidige praktijk waarbij de huurders, naast de sociale huur, een aanvullende bijdrage moeten betalen voor het gebruik van de gezamenlijke ruimte? Zo ja, acht het college dit in lijn met de oorspronkelijke afspraken over de sociale huur? 


3. Klopt het dat deze aanvullende kosten momenteel door de ouders van de bewoners worden gedragen, omdat de bewoners, die allen een Wajong-uitkering ontvangen, hiertoe niet financieel in staat zijn? 


4. Acht het college het wenselijk dat deze kwetsbare doelgroep feitelijk afhankelijk is van de financiële draagkracht van hun ouders om zelfstandig te kunnen wonen op een plek die bedoeld is als sociale beschermde woonomgeving? 


5. Kan het college uitleggen hoe het verschil in de maandelijkse huurlasten is ontstaan tussen de appartementen van 45m² binnen Tulpenborgh (inclusief fietsenstalling) en de sociale huurappartementen boven het ouderinitiatief, die ca. 65m² beslaan, maar ongeveer dezelfde huurprijs kennen? Acht het college dit verschil gerechtvaardigd binnen het kader van sociale woningbouw? 


6. Is het college op de hoogte van de situatie bij het tegenovergelegen complex De Rederijker, waar eveneens sprake is van gemeenschappelijke ruimtes? Wie draagt daar de kosten voor deze ruimtes en hoe verhoudt deze situatie zich tot Tulpenborgh, waar bewoners (of hun ouders) aanvullend moeten betalen voor het gebruik van de gezamenlijkeruimte? 

7. Is het college van mening dat de gemaakte afspraken tussen de bouwonderneming (tevens verhuurder) en de gemeente voldoende expliciet zijn vastgelegd en transparant zijn gecommuniceerd naar alle betrokken partijen, met name de ouders van de bewoners? 


8. Heeft de gemeente voorwaarden verbonden aan de verkoop van de grond (waarvan wordt gesteld dat deze onder gunstige voorwaarden is gegund), bijvoorbeeld omtrent het betaalbaar houden van de totale woonlasten voor de doelgroep? Zo ja, kan het college deze voorwaarden delen? 


9. Is het college bereid om in gesprek te gaan met de verhuurder en de stichting Tulpenborgh om te zoeken naar een oplossing waarbij het gebruik van de gezamenlijke ruimte alsnog binnen de sociale huurgrens kan worden gebracht of anderszins bekostigd kan worden zonder beroep op de ouders? 


10. Hoe waarborgt het college in algemene zin dat bij sociale woonprojecten voor kwetsbare doelgroepen niet alleen de kale huur maar ook de bijkomende woonlasten (zoals voor gemeenschappelijke ruimtes) betaalbaar blijven? 


11. Zijn er meer wooninitiatieven binnen de gemeente Noordwijk waarbij vergelijkbare situaties spelen? Zo ja, hoe wordt hiermee omgegaan? 


12. Welke stappen is het college bereid te nemen om in de toekomst te voorkomen dat bewoners van sociale wooninitiatieven, met name kwetsbare doelgroepen zoals jongvolwassenen met een beperking, worden geconfronteerd met onvoorziene extra kosten buiten de sociale huur om, bijvoorbeeld voor gemeenschappelijke ruimtes? Overweegt het college hierbij het opstellen van striktere voorwaarden bij gronduitgifte of betere toetsing van de exploitatieplannen? 

Schriftelijke vragen: Niet betrekken gemeenteraad bij principeverzoek Tiny Vibes ondanks bindendadviesrecht

Inleiding 
Op 8 juli 2025 heeft het college een negatieve grondhouding ingenomen ten aanzien van het principeverzoek van Tiny Vibes voor de realisatie van 25 tijdelijke woningen in het buitengebied van Noordwijk. De locatie valt onder het beschermde bollengebied. De gemeenteraad heeft in een eerder stadium besloten dat initiatieven voor (tijdelijk) wonen in het buitengebied vallen onder het bindend adviesrecht van de raad. Uit de raadsbrief blijkt dat de gemeenteraad in deze casus niet is geraadpleegd, terwijl dat op grond van deze raadsafspraak wel had gemoeten. 
De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 29 augustus 2024 geoordeeld dat het college het adviesrecht van de gemeenteraad niet mag passeren, ook niet bij een voorgenomen negatieve beoordeling van een aanvraag (Link naar jurisprudentie: ECLI:NL:RBZWB:2024:5780).

De fractie heeft de volgende vragen: 
Vragen: 
1.  Is het college ermee bekend dat het principeverzoek van Tiny Vibes, gericht op tijdelijk 
wonen in het buitengebied, valt onder de categorie waarvoor de gemeenteraad eerder 
expliciet het bindend adviesrecht heeft vastgesteld? 


2.  Kan het college toelichten waarom de gemeenteraad in deze casus niet is geraadpleegd, ondanks deze expliciete raadsafspraak? 


3.  Deelt het college de opvatting dat een voorgenomen negatieve beoordeling geen reden mag zijn om het bindend adviesrecht van de gemeenteraad niet toe te passen? Zo nee, waarom niet? 


4.  Is het college bekend met de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2024:5780), waarin wordt gesteld dat het college het bindend adviesrecht van de gemeenteraad moet respecteren, ook bij negatieve beoordeling? Zo ja, hoe verhoudt de gevolgde werkwijze zich tot deze uitspraak? 


5.  Is het college bereid de gevolgde procedure te herzien en de gemeenteraad alsnog formeel te betrekken bij het besluit over het principeverzoek van Tiny Vibes, conform het eerder vastgestelde adviesrecht? 


6.  Welke stappen gaat het college nemen om te waarborgen dat het bindend adviesrecht van de gemeenteraad in de toekomst in vergelijkbare situaties structureel en tijdig wordt toegepast, ongeacht de voorlopige beoordeling van het college? 

Schriftelijke vragen: De invulling van de rol, verantwoording en toegevoegde waarde van de StichtingEconomic Board Duin- en Bollenstreek (EBDB)

Aanleiding 
De Stichting Economic Board Duin- en Bollenstreek (EBDB) is opgericht met de ambitie om bovenlokale, 
economische en maatschappelijke opgaven in de regio Duin- en Bollenstreek aan te jagen. Door de inzet op 
samenwerking tussen overheid, onderwijs en ondernemers (de zogenaamde triple helix), kan de EBDB in 
theorie een unieke positie innemen als strategisch verbinder en versneller. De complexe vraagstukken 
waarvoor onze regio staat, zoals verduurzaming van de economie, arbeidsmarktkrapte, innovatie in de 
maakindustrie en toekomstbestendige bollenteelt, vragen inderdaad om samenwerking die 
gemeentegrenzen overstijgt. 
Het is dan ook positief dat de EBDB deze rol serieus neemt en daar in 2024 werk van heeft gemaakt. Zo is er 
een netwerk opgebouwd, zijn er projecten ondersteund en is gestart met het ontwikkelen van een monitoringskader onder begeleiding van Ecorys. Dit zijn belangrijke stappen richting transparantie en 
professionalisering. De jaarlijkse rapportage toont daarnaast een brede inzet op de vijf inhoudelijke pijlers 
die de EBDB zichzelf heeft gesteld. 
Tegelijkertijd roept diezelfde jaarrapportage 2024 bij onze fractie serieuze vragen op over de mate waarin deEBDB in de praktijk werkelijk haar beoogde strategische rol waarmaakt. In meerdere gevallen blijkt dat de 
projecten waarop EBDB zich profileert, oorspronkelijk afkomstig zijn van andere regionale partijen, zoals de 
Greenport of onderwijsorganisaties. Deze initiatieven hadden veelal ook zonder tussenkomst van de EBDB 
tot stand kunnen komen. De toegevoegde waarde die EBDB belooft, het creëren van ‘cross-overs’ tussen 
sectoren, het verbinden van netwerken, het aanjagen van innovatie, blijft in de rapportage grotendeels 
impliciet en wordt zelden concreet onderbouwd. Juist dat strategische onderscheidend vermogen zou de 
kern van het bestaansrecht van de EBDB moeten zijn. 
Daarnaast valt op dat de rapportage met name gericht is op wat er in beweging is gezet, en nauwelijks stil 
staat bij wat is gestagneerd of niet van de grond is gekomen. Op inhoudelijke speerpunten zoals 
campusvorming, digitalisering, toerisme en internationale samenwerking lijkt in 2024 weinig of geen 
voortgang te zijn geboekt, maar hierover ontbreekt een eerlijke reflectie. Ook het monitoringskader van 
Ecorys bevat nog geen meetbare outcome-indicatoren; het taalgebruik blijft vaag en procesgericht (“er 
wordt gekeken naar…”), zonder toetsbare conclusies. 
Als gemeenteraad vinden wij het belangrijk dat publieke middelen effectief en doelgericht worden ingezet, 
dat de rolverdeling tussen gemeente en externe partners helder is, en dat er open, toetsbaar en evenwichtig wordt gerapporteerd, inclusief over wat niet lukt. Alleen dan kunnen we de werking van organisaties als de 
EBDB zuiver beoordelen. Om die reden stellen wij u de volgende vragen. 

 

1.  Hoe beoordeelt het college de mate waarin de EBDB in 2024 daadwerkelijk heeft bijgedragen aan 
samenwerking of innovatie die zonder de EBDB niet van de grond zou zijn gekomen? Kunt u daarbij 
specifieke projecten noemen waarin deze toegevoegde waarde overtuigend zichtbaar was? 
 
2.  De EBDB noemt het stimuleren van cross-overs tussen sectoren als kerndoel, maar deze zijn in de 
rapportage nauwelijks concreet terug te vinden. 
Deelt het college de indruk dat de intersectorale verbindingen in 2024 beperkt zijn gebleven? En 
welke rol ziet het college voor EBDB om hierin scherper te sturen of te rapporteren? 


3.  De EBDB geeft aan regelmatig inhoudelijk te moeten bijsturen op projectaanvragen die onvoldoendezijn uitgewerkt. 
Hoe verhoudt deze werkwijze zich tot de eerder uitgesproken wens van de gemeenteraad dat de 
EBDB géén uitvoerende taken op zich neemt? Worden er regionaal of lokaal grenzen gesteld aan de 
rol die EBDB hierbij mag vervullen? 


4.  Op thema’s als campusvorming is in 2024 geen voortgang geboekt, terwijl dit in de rapportage niet 
wordt benoemd. 
Is het college van mening dat de rapportage hiermee een evenwichtig en realistisch beeld geeft van 
de prestaties? En hoe wordt geborgd dat ook vertragingen, mislukkingen of keuzes tot stilstand 
eerlijk worden gedeeld met raden en opdrachtgevers? 
 
5.  De monitoringsrapportage van Ecorys bevat een opzet voor input- en outputmeting, maar ontbreekt nog op outcome-niveau. 
Vindt het college dit voldoende om het maatschappelijk effect van de EBDB te beoordelen? Welke 
aanscherpingen acht het college nodig om de toegevoegde waarde objectiever te kunnen volgen?

6.  Naast campusvorming zijn er ook andere thema’s genoemd in de rapportage waarover weinig tot 
geen voortgang of resultaat zichtbaar is, zoals: 
•  het stimuleren van gezond toerisme; 
•  digitalisering en smart industry 
•  internationale samenwerking; 
•  het concreet maken van maatschappelijke impact. 
Herkenning bij het college deze stilstand op genoemde thema’s? En hoe wordt beoordeeld of de 
EBDB haar inhoudelijke opdracht wel voldoende breed en doeltreffend invult? 


7.  Als blijkt dat de rol van de EBDB in de praktijk onvoldoende onderscheidend is, of te veel overlapt 
met bestaande structuren of ambtelijke taken, is het college dan bereid dit samen met andere 
gemeenten te heroverwegen? 

Image

Onze socials

Onze locatie

De Keuvel 40
2201 MB Noordwijk

Vragen?