Inleiding
Op 8 juli 2025 heeft het college een negatieve grondhouding ingenomen ten aanzien van het principeverzoek van Tiny Vibes voor de realisatie van 25 tijdelijke woningen in het buitengebied van Noordwijk. De locatie valt onder het beschermde bollengebied. De gemeenteraad heeft in een eerder stadium besloten dat initiatieven voor (tijdelijk) wonen in het buitengebied vallen onder het bindend adviesrecht van de raad. Uit de raadsbrief blijkt dat de gemeenteraad in deze casus niet is geraadpleegd, terwijl dat op grond van deze raadsafspraak wel had gemoeten.
De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 29 augustus 2024 geoordeeld dat het college het adviesrecht van de gemeenteraad niet mag passeren, ook niet bij een voorgenomen negatieve beoordeling van een aanvraag (Link naar jurisprudentie: ECLI:NL:RBZWB:2024:5780).
De fractie heeft de volgende vragen:
Vragen:
1. Is het college ermee bekend dat het principeverzoek van Tiny Vibes, gericht op tijdelijk
wonen in het buitengebied, valt onder de categorie waarvoor de gemeenteraad eerder
expliciet het bindend adviesrecht heeft vastgesteld?
2. Kan het college toelichten waarom de gemeenteraad in deze casus niet is geraadpleegd, ondanks deze expliciete raadsafspraak?
3. Deelt het college de opvatting dat een voorgenomen negatieve beoordeling geen reden mag zijn om het bindend adviesrecht van de gemeenteraad niet toe te passen? Zo nee, waarom niet?
4. Is het college bekend met de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2024:5780), waarin wordt gesteld dat het college het bindend adviesrecht van de gemeenteraad moet respecteren, ook bij negatieve beoordeling? Zo ja, hoe verhoudt de gevolgde werkwijze zich tot deze uitspraak?
5. Is het college bereid de gevolgde procedure te herzien en de gemeenteraad alsnog formeel te betrekken bij het besluit over het principeverzoek van Tiny Vibes, conform het eerder vastgestelde adviesrecht?
6. Welke stappen gaat het college nemen om te waarborgen dat het bindend adviesrecht van de gemeenteraad in de toekomst in vergelijkbare situaties structureel en tijdig wordt toegepast, ongeacht de voorlopige beoordeling van het college?